header background image
 

De verantwoordelijkheid van de eigenaar voor het welzijn van zijn nieuwe aanplant begint onmiddellijk na de goed uitgevoerde aanplant.

De eerste zorgen beslaan grofweg de periode tussen de aanplant en de herneming van een normale groei van de planten, meestal is dat 2-3 jaar na de aanplant. De voornaamste zorgen dienen in het eerste groeiseizoen, en vooral in het eerste voorjaar en de zomer toegepast te worden en eventueel in mindere mate verdergezet tijdens de daaropvolgende jaren.        

Verdroging (de nummer 1 doodsoorzaak bij nieuwe aanplantingen)

Herkennen

  • De bladeren gaan slap hangen, worden vervolgens bruin vanaf de rand en verschrompelen.
  • In een verder stadium gaat ook de schors rimpelen en sterft de twijg af.

Voorkomen

  • Water geven aan de planten.
    • Bij voorkeur ’s avonds zodat het water de kans krijgt in de bodem te trekken.
    • Voor hoogstammige bomen royaal (+/- 50L per boom) water geven per keer, eventueel een
      richeltje maken om te vermijden dat het water wegloopt.
    • Geef minstens 1 keer per week water.
    • Blijf doorgaan met het geven van water tot na de droogteperiode, het duurt immers een tijdje
      voordat de regen voldoende diep is ingedrongen.
  • Bedekken van de bodem
    • Dek de grond af met een mulchlaag, bij voorkeur van goed verteerde compost of stalmest.
    • Deze laag mag ruim 5 cm of meer dik zijn.
    • Hou bij het aanbrengen de stamvoet vrij (10 cm).
    • Bedek enkel van april tot oktober in streken waar woelmuizen voorkomen.
  • Boomschijf bloot houden
    • Houdt de boomschijf vrij van opslag om wortelconcurrentie te vermijden.
    • Hak of schoffel daartoe de bovenlaag regelmatig en oppervlakkig (1 à 2 cm). Dit remt
      de verdamping en de kieming van zaden af.

Vraatschade (aan de boom)

Herkennen

  • Pikschade aan knoppen (vogels).
  • Afbijten twijgen en schillen van de stam (haas/konijn).
  • Veegschade aan stam of takken en afbijten van knoppen (ree).
  • Ondergrondse gangen en afvreten van schors aan wortels en stamvoet (woelmuizen en ratten).

Voorkomen

  • Plaats een vogelverschrikker.
  • Plaats een voldoende hoge cilinder van fijnmazige draad rondom de stam of plaats een
    kunststof beschermspiraal (minder gunstig door donker en vochtig klimaat rond de stam).
  • Omhein (tijdelijk) het hele perceel.
  • Smeer de stam in met een wildafweermiddel.

Mechanische schade (maaischade)

Herkennen

  • Losgekomen schors.
  • Beschadigde stam.

Voorkomen

  • Plaatsing van 3 lage paaltjes in driehoekvorm 20 cm van de stam

Vraat- en zuigschade aan bladeren en jonge scheuten

Herkennen

  • Onregelmatige gaten in bladeren.
  • Opgekrulde bladeren en misvormingen bij de scheutgroei.

Voorkomen

  • Bij een beperkte aantasting is bestrijding niet nodig. Bij een zware aantasting in het eerste of tweede groeiseizoen kan
    de schade echter zo groot zijn dat een ingreep verantwoord is.
  • Hang met hooi gevulde omgekeerde bloempotjes die je eerst enkele dagen onder een ruige perceels- of haagrand
    hebt geplaatst in de bomen. De daarin aanwezige oorwormen zullen de plaag bestrijden.
  • Spuit bladluizen weg met een krachtige waterstraal of bespuit de bladluizen met een oplossing van bruine zeep.
    (Helpt niet tegen glanzende bladluizen op kers. Eventueel biologische spuitstoffen gebruiken op basis van Pyrethrum.)
  • Plaats (van oktober tot januari) lijmbanden rond de stam voor het wegvangen van de vrouwelijke wintervlinders.